Gebruik van virtuele ingangen
Met de virtuele ingangen worden virtuele schakelmogelijkheden gerealiseerd. Dit betekent dat de ingangen kunnen worden aangestuurd via iPhone, iPod, iPad, Android, browser, webservices en andere voor netwerkgebruik geschikte apparaten.
Virtuele ingangen kunnen zowel als digitale of als analoge ingangen worden gebruikt. Het type wordt ingesteld in het eigenschappenvenster.
GEBRUIK ALS DIGITALE INGANG
Toepassingsvoorbeelden: sturing van licht, jaloezieën, muziek enz.
GEBRUIK ALS ANALOGE INGANG
VALIDERING
De instellingen van de validering dienen bijvoorbeeld om een bepaald waardebereik voor de instelling van de nominale temperatuur te beperken. Het instelbare waardebereik wordt gedefinieerd aan de hand van de minimum- en maximumwaarde; het wordt als analoge waarde op de bovenste uitgang van de virtuele ingangen voor verder gebruik ter beschikking gesteld. Als de ingestelde minimum – maximumwaarde wordt onder- of overschreden, wordt de standaardwaarde uitgevoerd en wordt op uitgang (Q) een korte puls gegeven. Op uitgang (Q) kunt u bijvoorbeeld een mailer aansluiten en op die manier meldingen ontvangen. Door de standaardwaarde uit te voeren, wordt verzekerd dat er geen te lage of te hoge nominale waarde wordt opgegeven.
WEERGAVE
Onder het punt Weergave kan men het gewenste aantal decimalen, het invoertype en de eenheid voor de weergave en specificatie van de waarde invoeren. Let altijd op het helpvenster, zoals in de afbeelding te zien:
GEVOELIGHEID
Minimale verandering: Geeft de minimale verandering aan (max. 10 % van het waardebereik). Minimaal tijdsinterval: Geeft het minimale tijdsinterval tussen 2 veranderingen aan in seconden. Voor 80 ms gebruikt u 0,08.
GEMIDDELDE WAARDE
Bepaling van de gemiddelde waarde voor een instelbare periode. Op die manier kunnen schommelingen van de waarde worden vermeden. “Minimale verandering” wordt niet gebruikt bij ingestelde gemiddelde waarde.
TOEPASSINGSVOORBEELDEN:
Opgeven van de nominale waarde, dimmen, volumeregeling
Gebruik van virtuele uitgangen
Een virtuele uitgang wordt gebruikt om voor netwerkgebruik geschikte apparaten te sturen. Het te sturen apparaat moet een met de Miniserver compatibel protocol gebruiken (tcp, udp, http, wol).
EIGENSCHAPPEN
Bij de eigenschappen van de virtuele uitgangen voert u het protocol, het adres en de poort in van het te sturen apparaat. Bij http, tcp en wol moet het protocol voor het adres worden ingevoerd (bijv. tcp://192.168.1.199:23):
Telnet-verbindingen met verificatie en wachtwoord controle worden niet ondersteund.
VOOR UDP GESCHIKTE APPARATEN AANSTUREN
Als voor UDP geschikte apparaten moeten worden aangestuurd, moet het protocol in het adres worden ingevoerd:
WAKE ON LAN
Met de Miniserver kunt u uw computer ook via Wake On LAN starten. Daartoe maakt u een virtuele uitgangen aan met het adres “wol://”.
Maak nu een virtueel commando voor de uitgang aan en voer het MAC-adres van uw netwerkinterface in het veld “Commando bij AAN” in.
Een voorbeeldbestand om een Wake On LAN-functie te realiseren, vindt u op onze website >
Voor de computer via Wake On LAN kan worden gestart, moet deze functie worden geactiveerd in de Bios van de computer of in de eigenschappen van het stuurprogramma.
Voorbeeld voor activering via de eigenschappen van het stuurprogramma:
SNMP TRAPS VERZENDEN
SNMP wordt vooral in rekencentra gebruikt om de individuele computer te controleren.
De Miniserver kan met SNMP zogenaamde traps verzenden. Ze worden via UDP op poort 162 verzonden.
In het adresveld wordt het adres van de SNMP-server als volgt ingevoerd:
snmp://“ServerIP“ of /dev/snmp/“ServerIP“
In het veld “Commando bij Aan“ of “Commando bij Uit“ wordt het commando in de volgende vorm ingevoerd:
&Community&OID&GenTrap&SpecTrap&VarOID&VarVal[&VarOID&VarVal]
Voorbeeld:
&MyCommunity&.1.3.6.1.4.1.27383.1.1.11.3.2&6&0&.1.3.6.1.4.1.27383.1.2.1&1
De ontvangst van SNMP-berichten wordt momenteel niet ondersteund.
Meer informatie over SNMP vindt u hier.
SJABLOON INVOEGEN
In de Loxone Config-software zijn reeds een aantal vooraf gedefinieerde apparaten opgenomen. Selecteer voor het invoegen in de randapparatuur “Virtuele uitgangen”, waarna rechtsboven de knop “Voorgedefinieerde apparaten” verschijnt. Door op de keuzepijl te klikken, worden de vooraf gedefinieerde apparaten in een lijst opgesomd en kunnen ze worden ingevoegd.
De commando’s worden nu in de randapparatuur opgesomd. Let erop dat het IP-adres van het aan te sturen apparaat nog moet worden aangepast in de eigenschappen.
Nieuwe Samsung-televisietoestellen gebruiken een gewijzigd communicatieprotocol. Voor dergelijke apparaten kan de actuele sjabloon voor de Samsung-televisie niet worden gebruikt.