TOEPASSING
Vaak is het aangewezen het toegelaten bereik van een signaal in te perken om valse waarden te ontdekken of om bijvoorbeeld een defecte sensor te kunnen identificeren.
Met name bij temperatuursensoren is validering een belangrijke instelling.
BASISPROGRAMMERING
Om uitgang Q te activeren, plaatst u een vinkje bij het selectievakje “Foutuitgang weergeven”.
Om de validering te kunnen gebruiken, dient u alleen bij de eigenschappen van de specifieke ingang het selectievakje “Validering gebruiken” te activeren.
Het toegestane waardebereik wordt gedefinieerd met de twee velden Minimale waarde en Maximale waarde. Als de signaalwaarde op de ingang tussen de beide waarden ligt, wordt de ingangswaarde ook op uitgang AQ uitgevoerd. Als de ingangswaarde zich echter buiten dit bereik bevindt, wordt op analoge ingang AQ de ingestelde standaardwaarde uitgevoerd en schakelt foutuitgang Q in.
Zolang het signaal binnen het toegelaten bereik ligt, wordt op de AQ-uitgang precies deze waarde uitgevoerd. Als dit bereik wordt verlaten, springt de AQ-uitgang naar de standaardwaarde en wordt foutuitgang Q actief.
Programmeervoorbeeld
In dit voorbeeld wordt een melding verzonden wanneer de temperatuur een bepaald bereik verlaat. Is de waarde tussen de -25 en 45 zal de analoge uitgang deze ook weergeven. Is de waarde kleiner dan -25 of hoger dan 45 dan zal de analoge uitgang 25 weergeven en de foutmelder een notificatie versturen.