Aansluiting van de ultrasone sensor

De ultrasone sensor wordt gevoed met 24V DC via de bruine aansluitdraad. Blauw is verbonden met GND. De 0-10V analoge waarde wordt uitgevoerd via de witte draad.

De grenzen bepalen

  1. Plaats het object op positie 1 (ondergrens).
  2. Druk op T1 totdat beide LED’s gelijktijdig knipperen (ongeveer 3 seconden)..
    • Beide LED’s knipperen afwisselend.
  3. Plaats het object op positie 2 (bovenste limiet).
  4. Druk ongeveer 1 seconde op T1.
  5. De sensor keert terug naar de normale werkingsmodus.

Stijgende/dalende uitvoerkarakteristiek instellen:

  1. Druk op T1 totdat beide LED’s afwisselend knipperen (ongeveer 13 seconden).
    • LED D2 knippert.
    • LED D1 geeft de uitgangskarakteristiek aan:
      • Aan: Stijgende uitgangskarakteristiek.
      • Uit: dalende uitgangskarakteristiek.
  2. Om de uitgangskarakteristiek te wijzigen, drukt u ongeveer 1 seconde op T1.
  3. Wacht 10 seconden.
  4. De sensor keert terug naar de normale werkingsmodus.

Teach-In activeren/deactiveren:

  1. Schakel de voeding uit.
  2. Schakel de voeding in terwijl u op T1 drukt.
  3. Houd T1 ingedrukt totdat beide LED’s gelijktijdig knipperen (ongeveer 3 seconden)..
    • LED D2 knippert.
    • LED D1 geeft de Teach-In status aan:
      • Aan: Teach-In geactiveerd.
      • Uit: Teach-In uitgeschakeld.
  4. Om Teach-In te activeren of deactiveren, drukt u ongeveer 1 seconde op T1.
  5. Wacht 10 seconden.
  6. De sensor keert terug naar de normale werkingsmodus.

Fabrieksinstellingen herstellen:

  1. Schakel de voeding uit.
  2. Schakel de voeding in terwijl u op T1 drukt.
  3. Houd T1 ingedrukt totdat beide LED’s afwisselend knipperen (ongeveer 13 seconden).
  4. De sensor wordt gereset en keert terug naar de normale werkingsmodus.

 

Meer informatie kan men terugvinden in de datasheet.