De differentie drempelschakelaar evalueert een analoge ingangswaarde op basis van twee drempelwaarden en schakelt afhankelijk daarvan een digitale uitgang.
De eerste drempelwaarde wordt gespecificeerd met parameter (T).
De tweede drempelwaarde wordt gespecificeerd met parameter (D) als een differentiële waarde ten opzichte van parameter (T).
$De $LINKB::#function@@functionaliteit$$ verschilt, afhankelijk van het feit of (D) positief of negatief is.
Inhoudsopgave
Ingangen↑
Contractie | Korte beschrijving | Beschrijving | Waardebereik |
---|---|---|---|
V | Value | Waarde | ∞ |
Uitgangen↑
Contractie | Korte beschrijving | Beschrijving | Waardebereik |
---|---|---|---|
T | 1 depending on the set threshold values. | 1 afhankelijk van de ingestelde drempelwaarden. | 0/1 |
Teon | Pulse on rising edge | Impuls op stijgende flank | 0/1 |
Teoff | Pulse on falling edge | Impuls op dalende flank | 0/1 |
Parameter↑
Contractie | Korte beschrijving | Beschrijving | Waardebereik | Standaardwaarde |
---|---|---|---|---|
T | Threshold | Drempel | ∞ | 5 |
D | Difference | Verschil | ∞ | 2 |
Rem | Remanence input | Remanentie ingang: Indien actief, behoudt de functiebouwsteen zijn vorige toestand of waarde na een herstart van de Miniserver. De toestand van het functiebouwsteen wordt opgeslagen: - Bij het opslaan in de Miniserver - Bij een geplande herstart (Miniserver rebooten via Loxone Config is gepland, een spanningsuitval niet - Voor een back-up - Eens per uur - Bij het activeren/deactiveren van een alarmsysteem (max. elke 10s) De gegevens worden opgeslagen op de SD-kaart. |
0/1 | 0 |
Functie↑
Functie wanneer de differentiële waarde positief is:
De tweede drempelwaarde ligt boven parameter T (T+D).
Uitgang (T) schakelt aan wanneer de ingangswaarde tussen de drempelwaarden ligt.
Voorbeeld: T: 5, D: 2
De uitgang is Aan wanneer de ingangswaarde tussen 5 en 7 ligt.
De uitgang blijft uit boven en onder deze waarden:
Functie wanneer de differentiële waarde negatief is:
De tweede drempelwaarde ligt onder parameter T (T-D).
Uitgang (T) wordt ingeschakeld wanneer de ingangswaarde hoger is dan parameter (T) en uitgeschakeld wanneer de ingangswaarde lager is dan (T-D).
Voorbeeld: T: 5, D: -2
Wanneer de ingangswaarde 5 overschrijdt, schakelt de uitgang in. Boven deze waarde blijft hij aan.
Als de ingangswaarde onder 3 daalt, schakelt de uitgang uit. Daaronder blijft hij uit: